01-03-2009

Dit is geen leuk bericht maar ik wil het toch graag delen.


We zijn de afgelopen weken opnieuw geconfronteerd met veel verdriet. Onze goede collega Josias verloor zijn jongste broer en oudste zoon in een tijdspanne van twee weken, en onze collega Robby in dezelfde twee weken zijn vrouw en tweeling. Dit is de zoveelste keer dat een collega een kind of echtgenote verliest en het verbaast me elke keer weer hoe ‘luchtig’ ermee wordt omgegaan; ze zeggen ‘that’s how life is’ en gaan door met het werk en leven. Ik was er behoorlijk stuk van. We leven in een kleine gemeenschap en het is onmogelijk is om niet betrokken te raken bij het familieleven en -leed van onze collega’s. We kunnen niet veel meer doen dan hen praktisch bijstaan door vervoer, geld en vrije dagen te organiseren. Feit is dat we in een ontwikkelingsland leven waarin de mensen niet erg gezond zijn en de gezondheidszorg te wensen overlaat, en er dus erg vaak iets is. Een vrouw met een moeilijke bevalling wordt wellicht opgenomen in de kliniek maar is daar vatbar voor bijkomende infecties waarvoor geen medicijnen beschikbaar zijn; een man geneest niet van een ontsteking omdat hij ook HIV-positief is; een kind ontwikkelt celebrale malaria en is niet in staat binnen 24 uur het ziekenhuis te bereiken... Zal ik maar ophouden?
Onze kliniek doet overigens wat het kan. Het beschikt echter slechts over één verpleger, heeft geen ander vervoer dan een motor, en beschikt lang niet altijd over de juiste medicijnen en stroom. Ik ben blij dat ik gisteren 5 dozen medicijnen en 40 liter brandstof uit Lusaka heb kunnen afleveren.

Een ander pijnlijk verhaal gaat over Tenson, een van onze scouts. Tenson werd vorige week in elkaar geslagen als wraak op een incident dat jaren geleden had plaatsgevonden met een stroper. Het had niet veel gescheeld of we hadden hem verloren. Hij werd gered door een collega-scout die de aanvallers wist weg te jagen met een schot in de lucht.
Geweld raakt me sterk, laat staan als het zich richt op iemand ‘van ons’, iemand die gewoon zijn werk doet. Iedereen weet dat hij opgepakt kan worden en een gevangenisstraf riskeert wanneer hij illegaal het park ingaat om te stropen met geweer of strikken. Om een alternatief te bieden – voor verlies aan voedsel en inkomsten - investeert Kasanka al meer dan tien jaar in ‘community work’ en natuureducatie. Frederick en zijn team onderwijzen en assisteren in duurzame landbouw, het houden van kippen en geiten, het verbouwen van honing, het beschermen van de oogst tegen hongerige olifanten, en bijvoorbeeld de basisprincipes voor marketing. Na jaren ‘community work’ en antistroperij zien we wel degelijk verbetering. Ondanks of wellicht dankzij die verbetering hoop je op wederzijds begrip en is het moeilijk te verkroppen dat de resultaten van het harde werk van de scouts hen persoonlijk wordt nagedragen. Maar ja, er wonen wel 150,000 mensen rondom het park (zelfs als slechts 1% stroopt heb je al te maken met 4 stropers per dag) en ‘game meat’ is nog steeds een verleidelijke en lucratieve business… …

1 opmerking:

Anoniem zei

Wat erg als er zoveel familieleden om je heen sterven,je je zo machteloos daarbij voelt en zo betrokken bent bij je mensen. Goed dat ze zelf "lakoniek" zijn, anders moet je wel verbitterd of kwaad worden uit onmacht !?!